Bij ons in de gemeente krijgen blijkbaar veel kinderen
hulp van jeugdzorg. Meer dan in omliggende gemeenten. Dat klinkt alsof onze
gemeente hart heeft voor de inwoners en hun kinderen, maar de gemeenteraadsleden
denken er anders over. Het is vier procent te veel en dat cijfer moet omlaag.
Zijn kinderen met problemen alleen maar cijfertjes geworden?
In de regionale krant staat vandaag een verslagje van de
raadsvergadering. De raadsleden maken zich zorgen, want in de gemeenten om ons
heen krijgt acht procent van de kinderen een vorm van jeugdhulp en in
vergelijkbare gemeenten ligt het percentage niet hoger dan tien procent. Bij
ons is het maar liefst veertien procent. En, merkt een raadslid op: “Opvallend
is tevens dat de kinderen vrij zware zorg ontvangen.”
Daar moet natuurlijk wat aan worden gedaan. De gemeente
had vorig jaar ‘maar’ ruim negen ton euro over van de zorggelden, dus het is
dringend nodig om nog verder te bezuinigen. Het bewuste raadslid stelt: “Nu kun
je denken: mooi dat die kinderen bij jeugdzorg in beeld zijn, maar je kunt het
ook opmerkelijk vinden. Uitgangspunt was namelijk dat minder een beroep op de
zorg zou worden gedaan.” Ten slotte wordt door een meerderheid van de raad
besloten om een onderzoek uit te voeren en dat op basis van de uitkomsten het
beleid mogelijk wordt bijgesteld. Het raadslid weer aan het woord: “Zodat we
ook rond het landelijk gemiddelde uitkomen.”
Ik moet het stuk drie keer lezen voordat ik kan geloven
wat er staat. Moet ik nu blij zijn dat Maarten inmiddels achttien jaar is en
niet meer onder de Jeugdwet valt maar onder de WMO? Ik houd mijn hart vast voor
de kinderen die hulp nodig hebben. Want helaas, het uitgangspunt is dat er
minder een beroep op de zorg wordt gedaan. Vervelend hoor, dat de inwoners van
onze stad zich daar niet aan houden en toch zorg aanvragen. Vervelend hoor, dat
er kinderen met problemen zijn die hulp nodig hebben.
Natuurlijk – het is mogelijk dat er kinderen zijn die met
minder hulp toekunnen. Maar de houding van de raadsleden suggereert dat er in
onze stad nogal wat aanstellers wonen. Het uitgangspunt is immers dat er minder
een beroep op de zorg wordt gedaan? Ik heb steeds gedacht dat het uitgangspunt
van de nieuwe wetten in theorie is dat de mensen ondanks de bezuinigingen nog
wel de zorg krijgen die ze nodig hebben. Gelukkig wordt er (duur) onderzoek
gedaan en kan daarna het beleid worden bijgesteld. Ik ben na lezing van dit
artikel een beetje bang dat ‘beleid bijstellen’ bij voorbaat betekent dat het moeilijker
wordt om hulp te krijgen. Want het percentage moet hoe dan ook met minimaal
vier procent omlaag.
Toen Arjen negentien jaar was, had hij een herindicatie
nodig. In die tijd was er een discussie gaande of jongeren van achttien tot 21 /
23 jaar door Bureau Jeugdzorg of door het CIZ (Centrum Indicatiestelling Zorg) geïndiceerd
moesten worden. Als gevolg van die discussie reisde het dossier van Arjen
steeds heen en weer. Toen ik de afspraak voor de herindicatie had – bij het CIZ
– lag het dossier natuurlijk net bij Bureau Jeugdzorg.
De medewerker van het CIZ begon het gesprek daarom met de
vraag welke indicatie Arjen nu had. Ik lepelde dat op, waarop de medewerker
reageerde: “Dat lijkt me heel passend voor iemand met Asperger.” In eerste
instantie was ik opgelucht, omdat een dergelijke opmerking impliceerde dat het
wel zou lukken met de herindicatie. En dat was min of meer ook zo.
Maar later werd ik boos. ‘Passend voor iemand met Asperger’?
De indicatie moest passend zijn voor Arjen!
Dus gemeente, ik hoop dat jullie goed nadenken over de
uitkomsten van het onderzoek. Kijk verder dan de cijfertjes en de statistieken.
Achter elk procentje zitten mensen, kinderen, die het niet alleen redden en
hulp nodig hebben. Luister, overleg, denk na. De besluiten van de gemeente zijn
heel ingrijpend voor de mensen waar het over gaat. De zorg moet passend zijn
voor de mensen die zorg nodig hebben – dàt is het uitgangspunt. En niet de
cijfertjes van de gemeentelijke boekhouders.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten